Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde

Brief aan de formateur - bouw nieuwe universiteiten!

NTvN 91-06

Het juninummer is uit!

De achtergrondruis van dansende witte dwergen

Impressie van twee witte dwergen die op het punt staan met elkaar te botsen, lees er alles over in het juninummer. Dana Berry CXC.

Vorige Volgende

Artikel

Brief aan de formateur - bouw nieuwe universiteiten!

Gepubliceerd: 1 October 2012 16:19

Auteur: Gerard van der Steenhoven

Elke zichzelf respecterende organisatie schrijft een brief aan de formateur van het nieuwe kabinet. De NNV zou dat ook kunnen doen, maar de kans dat onze brief in de welbekende la terecht komt lijkt te groot. Toch is het wel interessant om na te denken over wat wij als natuurkundige gemeenschap aan de formateur zouden willen vragen. Eén van de lezers van ons tijdschrift – en deze column – zou zomaar de formateur zelf tegen kunnen komen, nietwaar?

Goed dan. We zouden kunnen vragen om meer geld voor onderzoek en onderwijs, maar dat is weinig onderscheidend. Er zijn in Den Haag al diverse instanties en partijen die daarvoor pleiten, waarbij we nog maar af moeten wachten of dat geld er ook komt. We zouden ook kunnen vragen om meer aandacht voor β-studies in de hoop daarmee meer studenten aan te trekken. Dat is een belangrijk doel, maar in wezen heeft de overheid daarvoor het Platform Bèta Techniek al opgericht. Bovendien vragen de zogenaamde Topteams – die een investeringsagenda voor publiek-private samenwerking in voor Nederland belangrijke innovatiesectoren moeten ontwikkelen – ook al aandacht voor deze zogenaamde human capital agenda.

Nee, wil de natuurkundige gemeenschap zich onderscheiden dan moeten wij met een origineel idee komen dat een antwoord biedt op een aantal prangende maatschappelijke vragen. Dat idee is het volgende: bouw twee nieuwe universiteiten in Nederland. Dat klinkt voldoende tegendraads om de aandacht te trekken, maar het is wel een serieuze gedachte. Ga maar na. Een nieuwe regering zal willen investeren in onderwijs, innovatie en werkgelegenheid om de economie weer te laten groeien. Om dat te bereiken wordt een investering gezocht met een maximaal hefboomeffect – ook wel multiplier genoemd. Een goede overheidsinvestering moet – na enige tijd – geleid hebben tot economische activiteiten die een veelvoud zijn van de oorspronkelijke investering. Een voorbeeld. De rijksoverheid steekt jaarlijks circa 170 miljoen euro in de Universiteit Twente. De structurele werkgelegenheid die dankzij deze universiteit in de regio Twente is ontstaan bedraagt circa 7000 arbeidsplaatsen – en dan tel ik alleen de directe spin-offbedrijven. Samen met de werkgelegenheid bij de universiteit zelf (3000) leidt dit tot een jaarlijkse economische activiteit van circa 1 miljard euro. Dat is een aardige multiplier ten opzichte van de genoemde 170 miljoen euro. Een universiteit lijkt dus een gouden investering.

In Duitsland heeft men dit al eerder bedacht. Op een bevolking van circa 80 miljoen inwoners zijn er 88 publieke universiteiten met gemiddeld 17.500 studenten per universiteit – ofwel 1,1 universiteit per miljoen inwoners. Vertaald naar Nederland zouden er dus ruim 18 universiteiten moeten zijn – het zijn er slechts 14 inclusief de Open Universiteit. Het zou dus helemaal geen gek idee zijn om enige nieuwe universiteiten te stichten. De economie in Duitsland lijkt er ook beter voor te staan dan in ons land – zeker ook qua innovatiekracht.

Wat houdt de oprichting van nieuwe universiteiten tegen? Ik vermoed het volgende. Als er in Nederland een nieuwe universitaire opleiding wordt gestart, moet er een zogenaamde macrodoelmatigheidstoets worden uitgevoerd. Onderdeel daarvan is andere universiteiten te vragen of zij bezwaren hebben tegen de start van een nieuwe opleiding. In de meeste gevallen reageren universiteiten negatief – zeker in het bètadomein, omdat men bang is de bescheiden studentenaantallen nog verder te zien dalen. Dit is echter een onjuiste redenering. Uit een analyse van de herkomst van eerstejaarsstudenten bij de Nederlandse universiteiten blijken de meeste studenten regionaal te kiezen. Men gaat naar de dichtstbijzijnde universiteit, dat is logisch gezien het overheidsbeleid. Ga maar na. De studiebeurs is erg bescheiden (265 euro per maand) en onvoldoende om een eigen huishouden te voeren, terwijl men gratis van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Gevolg: studenten blijven thuis wonen en gaan per trein of bus dagelijks naar de colleges. De start van een nieuwe opleiding in regio’s die buiten het bereik van de bestaande universiteiten vallen, zal dus geen negatief effect hebben op de instroom van studenten bij bestaande opleidingen. Er zal hooguit een teruggang zijn van vwo-scholieren die naar een lokale hbo-opleiding gaan. (Maar aangezien er slechts drie hbo-natuurkundeopleidingen zijn, die elk in een stad gevestigd zijn waar ook een technische universiteit is gevestigd, zal dat voor ons vak wel meevallen.)

Maar dit is een interessante gedachte! We kunnen het tekort aan bètastudenten dus op een heel slimme manier aanpakken door opleidingen te starten in regio’s waar nu geen nabijgelegen universiteiten zijn: Friesland, Flevoland, Zeeland. Daarbij kan aansluiting gezocht worden bij bestaande initiatieven, zoals de University Campus Fryslan in Leeuwarden en de Roosevelt Academie in Middelburg [1].

Het voorstel aan de formateur is dus eenvoudig: richt nieuwe universiteiten op in Leeuwarden en Middelburg. Dat kost gezamenlijk zo’n 300 miljoen euro per jaar. Het ligt voor de hand om aan relatief kleine universiteiten als in Eindhoven en Enschede te denken met een focus op natuurwetenschap en techniek, omdat daar de grootste maatschappelijke behoefte (meer bèta’s) en de meeste innovatiekansen liggen. Daar is het genoemde budget op gebaseerd. Daarmee wordt het aantal afgestudeerde studenten verhoogt in het β-domein met 20-30%, het representeert een enorme injectie in de regionale economie en het is vele malen effectiever dan allerhande subsidies en loon- of belastingmaatregelen. Bovendien kunnen de nieuwste ideeën op het gebied van academisch onderwijs (meer contacturen) en universitaire organisatie (minder overhead) worden geïmplementeerd bij deze nieuwe instellingen. Dat kan een goede uitstraling hebben op andere instellingen voor hoger onderwijs.

Wat betekent dit nog meer voor de bestaande universiteiten? De instroom kan iets teruglopen, ja. Tegelijkertijd zullen de medewerkers van de nieuwe universiteiten goeddeels afkomstig zijn van de bestaande universiteiten. Daarmee wordt een stuk doorstroming op gang gebracht en dat is heel gezond voor het lokale intellectuele klimaat.

Twee nieuwe universiteiten in Nederland. Het vereist een beetje lef, maar dan heb je ook wat! Misschien willen de provincies nog wel meebetalen ook. Ook dat doen ze in Duitsland. Het bedrijfsleven kan ook blij zijn, want waar moeten ASML en Shell anders hun nieuwe medewerkers vandaan halen?

Ik wens de formateur – namens de NNV – veel wijsheid toe.

Noot:
Het zou ook een optie kunnen zijn om de in 1811 gesloten universiteiten in Franeker en Harderwijk een herstart te geven.