Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde

Over twee culturen

NTvN 90-05

Het meinummer is uit!

Dwergstelsels lijken belangrijke aanjagers van reï

Dwergstelsels lijken belangrijke aanjagers van reïonisatie heelal. Op de afbeelding is Pandora’s cluster te zien. Afbeelding: NASA, ESA, CSA, I. Labbe (Swinburne University of Technology), R. Bezanson (University of Pittsburgh), A. Pagan (STScI). CC BY 4.0 INT.

Vorige Volgende

Artikel

Over twee culturen

Gepubliceerd: 1 October 2016 15:00

Ik heb twee jaar geleden de overstap gemaakt van de Radboud Universiteit naar de industrie en wel naar ASML. Hiervoor heb ik enkele decennia moleculair fysisch onderzoek uitgevoerd, eerst bij het FOM-instituut AMOLF in Amsterdam, daarna aan de RU. Er bestaan duidelijke verschillen tussen het fundamentele onderzoek aan de universiteit en het toegepaste industriële onderzoek bij ASML, maar er bestaan minstens net zo veel (voor)oordelen over de verschillen tussen beide werelden.

Nadenkend over de cultuurverschillen tussen academische en industriële onderzoekers, herlas ik Charles Percy Snow, die in 1959 de – berucht geworden – rede uitsprak met de titel The Two Cultures. Snow, bekend als C.P. Snow, was een man met vele talenten. Hij was een talentvol fysicus onder Rutherford en werd al op zijn 25e Fellow van het Christ College in Cambridge. Hij vervolgde zijn carrière in het Engelse ambtenarenapparaat tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. In deze hoedanigheid was hij rechtstreeks betrokken bij de Engelse activiteiten om een eigen atoombom te creëren. Hij volgde ook een roeping als schrijver met succesvolle boeken als The Masters. In 1959 was hij een bekende Engelsman. Zijn twee culturen zijn het intellectuele, literaire alfadeel van de maatschappij en het wetenschappelijke bètadeel, waarin hij wetenschappers van het fundamentele en van het toegepaste onderzoek onderbracht. Hij stipte een asymmetrie aan tussen beide culturen. Terwijl het niet kennen van Shakespeare breed gold als een intellectuele doodzonde voor iedereen, was onbekendheid met de tweede wet van thermodynamica vanuit de alfagemeenschap volstrekt aanvaardbaar. Snow benadrukte dat de sterk verbeterde en verbeterende levensstandaard in zijn tijd te danken was aan de bèta’s, in het bijzonder aan de toegepaste wetenschappers. Hij kende de nog beroerde levensstandaard aan het eind van de negentiende eeuw uit de verhalen van zijn grootvader en laakte de houding waarin de intellectuele elite wel neerkeek op, maar tegelijkertijd ook gebruikmaakte van alle technologische vooruitgang. In zijn rede pleitte hij voor een grotere morele rol voor de exacte wetenschappers. Er ontstond een felle discussie in Engeland en ver daarbuiten. Snow sprak later een zekere spijt uit over de gekozen titel. Hij had slechts aan zijn land een grotere ambitie mee willen geven en wel vrede, voedsel en een wereldbevolking die door de aarde gedragen kan worden, waarbij een titel als The Rich and the Poor wellicht beter had gepast. Het is verrassend hoe actueel zijn ambitie nu, ongeveer zestig jaar later nog is en je kunt je afvragen wat nu de relatieve posities zijn van de verschillende culturen in debat, politiek en vooruitgang. Het is de moeite waard de originele lezing en Snows reactie in A Second Look uit 1963 na te lezen.

Ik begon deze column met mijn overgang van het fundamentele naar het industriële onderzoek. Dus een referentie naar Snow met een tegenstelling tussen alfa’s en bèta’s lijkt merkwaardig. Zoals ik schreef, rekent Snow de fundamentele en toegepaste wetenschap tot hetzelfde team. In zijn rede noemt hij echter ook grote verschillen. De meeste fundamentele wetenschappers in zijn tijd waren “afgrijselijk onwetend” (zijn woorden) over de productieve (technische) industrie en konden zich niet voorstellen dat het oplossen van toegepaste technische problemen genoegdoening geeft. Erger nog, in het lab van Rutherford was niets mooiers dan onderzoek doen dat op geen enkele manier toepasbaar was. Hoe minder toepasbaar, hoe beter. Gezien zijn woordkeus had Snow de fundamentele wetenschappers bij de intellectuele elite kunnen scharen. De lessen die Snow leerde over industrieel onderzoek behoorden tot de meest waardevolle die hij ontvangen had. Al kwamen ze wat hem betreft op zijn 35e veel te laat.

Ik heb zelf nooit echt iets toepasbaars gedaan in mijn academische leven. Ik heb altijd gereageerd op de vraag om de grenzen van de natuurkunde een beetje te verschuiven via inventief onderzoek. Het niet-toepasselijke was in mijn geval nooit een doel, maar het simpele gevolg van het feit dat het gewoon bijzonder moeilijk is om met natuurkunde innovaties te realiseren die toegepast kunnen worden. Nu, na twee jaar industrie met regelmatig een blik aan beide zijden besef ik dat de geest van Rutherfords laboratorium nog niet geheel verdwenen is in de academische gemeenschap. Daarnaast heb ik ontdekt dat industriële innovatie weliswaar een complex proces is en een enorme teaminspanning, maar ook een proces waaraan je heel veel voldoening kan beleven. Dat had Snow zeker goed gezien.

Wim van der Zande