Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde

Vier kerncentrales?

NTvN 90-10

Het oktobernummer is uit!

De Einsteinfontein

In Leiden is een nieuw gedenkteken voor Albert Einstein te vinden: een fontein waarin water beweegt zoals licht in een zwart gat. Vincent Icke vertelt in het oktobernummer over dit bijzondere project.

Vorige Volgende

Artikel

Vier kerncentrales?

Gepubliceerd: 1 October 2024 13:00

Het nieuwe kabinet is van plan geen twee maar vier nieuwe kerncentrales te bouwen. Ik werd daardoor verrast. Niet omdat ik principieel tegen kernenergie ben. Jaren geleden heb ik al eens betoogd (Volkskrant, 13 maart 2008) dat je beter om kunt gaan met het berekenbare gevaar van een kerncentrale dan een uit de hand lopende klimaatverandering. De risico’s voor de samenleving zijn in het laatste geval aanzienlijk groter. Nee, mijn zorg is veel alledaagser. Voor de bouw van twee extra kerncentrales trekt het kabinet 9,5 miljard euro uit [1] . En tegelijkertijd wordt fors bespaard op onderwijs, wetenschap en innovatie. Volgens mij is een slimmere keus denkbaar.

Het blijkt nog best lastig om te achterhalen waarom het kabinet vier kerncentrales wil bouwen. Het staat namelijk niet in het Hoofdlijnenakkoord. Verder zoeken bracht mij bij het VVD-partijprogramma, waarin het motief te vinden is. De reden is dat men er naar streeft om “volledig schoon en betrouwbaar” elektriciteit te produceren. Dat is een mooi doel, waar bijna niemand het mee oneens kan zijn. Maar heb je daar vier kerncentrales voor nodig?

De hamvraag hierbij is natuurlijk of je met een elektriciteitsnet gebaseerd op zon en wind (en een snufje geothermie en waterkracht uit Noorwegen) al een volledig schoon en betrouwbaar systeem kan bouwen. Schoon is het zeker, omdat het geheel gebaseerd is op hernieuwbare bronnen. Maar resulteert het ook in een betrouwbaar systeem? Wind en zon zijn immers afhankelijk van het weer en het seizoen. Er kunnen zich periodes van ‘energieflauwte’ voordoen als er in de winter weinig wind staat en de zon nauwelijks boven de horizon uitkomt – dat is overigens ideaal weer voor een Elfstedentocht, als we die nog eens meemaken.

Maar hoe vaak komen zulke energieflauwtes voor? Het aardige is dat de Nederlandse netbeheerder Tennet dat uitgezocht heeft. In een persbericht van mei 2024 geven zij aan dat er vanaf 2035 – wanneer de laatste gascentrales worden gesloten – zo’n veertien uur per jaar stroomuitval zal zijn, en dat vooral in de winter en in de avonduren. Dat is nog steeds een leveringszekerheid van meer dan 99,84% (en dat getal is nu 99,95%). Klinkt mij nog steeds als zeer betrouwbaar in de oren, te meer daar die veertien uur met weinig stroom opgevangen kan worden met dynamische beprijzing, batterijen (van je elektrische auto), goede weersverwachtingen (waardoor mensen weten dat de stroom duur wordt), Europese netwerkverbindingen en/of gascentrales die op waterstof kunnen draaien. Wel zul je er rekening mee moeten houden dat die veertien uur een onzeker getal is en een behoorlijke spreiding zal kunnen vertonen.

Ondanks deze onzekerheid lijken er dus goede alternatieven voor handen te zijn. Bovendien zouden die vier kerncentrales niet voor 2040 operationeel kunnen zijn. Mijn advies aan minister Sophie Hermans zou daarom zijn nog eens goed te laten kijken naar die twee extra kerncentrales, en te bedenken hoeveel nuttiger die 9,5 miljard ingezet zou kunnen worden. Denk aan de bezuinigingen op de universiteiten, de ongelukkige halvering van het budget voor ontwikkelingssamenwerking, de beëindiging van het Nationale Groeifonds et cetera.

Ik wens haar veel wijsheid toe.

Gerard van der Steenhoven
Universiteit Twente, voormalig voorzitter NNV en voormalig hoofddirecteur KNMI

NOOT
1. De letterlijke tekst in het Hoofdlijnenakkoord luidt: “De kerncentrale in Borssele blijft open; de bouw van twee kerncentrales wordt doorgezet. Daarnaast komen er twee extra kerncentrales, waarbij ook de mogelijkheden voor meerdere kleine centrales worden betrokken. Een goede ruimtelijke inpassing van de centrales is cruciaal, ook voor het draagvlak. De overheid draagt met publiek-private samenwerking en kennisontwikkeling bij aan de bouw.”